Impuls voor niet-technologische innovatie

Columns

In 2012 en 2014 bracht de AWT adviezen uit over diensteninnovatie respectievelijk sociale innovatie. De rode draad in beide adviezen was dat voor nieuwe waardecreatie zowel technologische als niet-technologische aspecten van belang zijn. Alle innovatie telt! In het innovatiebeleid is er echter een technology-bias en is er te weinig aandacht voor niet-technologische innovatie.

In de recentelijk uitgebrachte kabinetsreactie op de twee adviezen erkent Minister Kamp het belang van niet-technologische innovatie. Om dit te stimuleren heeft de overheid de beschikking over instrumenten gericht op bewustwording, netwerk­vorming, het organiseren van adequate leerarrangementen en kennis­verspreiding. Met name netwerken gericht op niet-technologische innovatie kunnen rekenen op de steun van het ministerie bij het leggen van verbindingen met topsectoren. Dit is een goed plan. Tijdens werkbezoeken aan Duitsland en Finland ter voorbereiding op het advies Diensten Waarderen, leerden we dat zowel de Duitse als Finse overheid al meer dan een decennium flink investeert in kennis over niet-technologische innovatie. Het gaat hier om onderzoeksvragen als: Hoe ontwikkel je nieuwe verdienmodellen? Hoe organiseer je cocreatie met klanten of toeleveranciers? Hoe krijg je succesvolle samenwerkings­verbanden? Hoe kun je diensten exporteren? Duitse en Finse bedrijven – met name uit de industrie! – hebben daardoor een voorsprong op hun buitenlandse (ook Nederlandse) con­currenten als het gaat om het succesvol innoveren op niet-technologische aspecten. De Nederlandse topsectoren verdienen het om ook hun kennis ten aanzien van niet-technologische innovatie te vergroten.

De minister wil graag nadenken over een mogelijke uitbreiding van het beleidsinstrumentarium voor niet-technologische innovatie en gaat hiertoe een beleidsexperiment opzetten. Dat is mooi. In deze blog geven wij een voorzet voor een mogelijke invulling hiervan. Wij zien een mooie kans waar weinig extra middelen voor nodig zijn en die bovendien past binnen de topsectorenaanpak.

Het idee is als volgt:

  • Formeer één of meerdere topsectoroverstijgende netwerken van bedrijven die elkaar vinden op het thema business transformation, zoals benoemd in de nieuwe Kennis en Innovatieagenda van de Topsector Creatieve Industrie.
  • Laat elk netwerk een eigen agenda opstellen gericht op het leren van niet-technologische innovatie, in het bijzonder business transformation. Wat zijn de gemeenschappelijke uitdagingen? Tegen welke belemmeringen loopt men aan?
  • Ondersteun de uitvoering van deze agenda’s met specifieke instrumenten. Het kan zijn dat er behoefte is aan fundamenteel onderzoek of meer toegepast onderzoek, maar het kan ook zijn dat er vooral behoefte is aan onderlinge kennisuitwisseling. Sluit aan bij beschikbare arrangementen van bijvoorbeeld NWO (waaronder ook de optie van projecten samen met hogescholen zoals in Research through design), TO2-instituten of de Kamer van Koophandel.

De uitdaging is om goede netwerken te formeren van bedrijven uit verschillende sectoren. Bedrijven die geen concurrenten van elkaar zijn en daardoor vrijelijk hun uitdagingen en ideeën kunnen delen ten aanzien van de benodigde business transformation. Zo mogelijk kunnen ook bedrijven met duurzame bedrijfsmodellen of sociale ondernemers zitting nemen. Er zal extra inspanning nodig zijn om deze netwerken te formeren. Geen enkele topsector zal hier alleen het initiatief voor nemen – ook van de topsector Creatieve Industrie mag je dit niet verwachten. Het is een gezamenlijke uitdaging; van de topsectoren, van de kennisinstellingen en van de overheid.

Het beleidsexperiment kan expliciet worden gericht op de vraag welke beleids­inspanning nodig is om partijen bij elkaar te brengen uit verschillende (top)sectoren, die geen concurrent van elkaar zijn, een gemeenschappelijke uitdaging hebben en die onderling van elkaar kunnen leren. Dit vergt wellicht een klein beetje budget om innovatiemakelaars te financieren die topsectoroverstijgend aan het werk gaan om goede netwerken te formeren. Maar daar moet ruimte voor kunnen worden gevonden, bijvoorbeeld in het budget van de MIT-regeling.

Het mes snijdt uiteindelijk aan twee kanten: (1) er ontstaat een ‘body of knowledge’ rondom niet-technologische innovatie en (2) er ontstaan topsectoroverstijgende lerende netwerken. Alle (top)sectoren profiteren hiervan.

Deze column is geschreven door Marcel Kleijn en Wijnand van Smaalen, raadsmedewerkers bij de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Deze column is op persoonlijke titel geschreven.