Kiezen voor kenniswerkers

Columns

Onlangs wijdde het Britse zakenblad ‘The Economist’ een heel katern aan de dreiging van een baanloze groei, sterker nog, de oprukkende technologie zou steeds meer banen gaan vernietigen. Of de ontwikkeling daadwerkelijk tot baanvernietiging leidt, is een punt van discussie.

De geschiedenis leert ons eerder dat technologische vooruitgang leidt tot welvaarts- en banengroei. De snelheid echter waarmee de techniek zich nu ontwikkelt, zal sterke invloed hebben op het komen en gaan van banen. Interessant daarbij is de observatie uit een recent onderzoek van Oxford University dat 47% van de huidige banen de komende 20 jaar geautomatiseerd zullen worden. En de verdwijning van banen zal zich daarbij zeker niet meer beperken tot banen voor laaggeschoolden. Waar het in belangrijke mate om draait, is of we in Nederland in staat zullen zijn om nieuwe en bestaande arbeidskrachten naar banen te loodsen die juist ontstaan door technische ontwikkelingen. Eén soort werknemer is daar bij uitstek van belang: de kenniswerker.

Wat Nederland nodig heeft zijn voldoende en goed opgeleide kenniswerkers. Dat wil zeggen (toekomstige) werknemers die innovatieve vaardigheden bezitten en autonoom kunnen werken. Hun arbeidsproductiviteit ligt hoger dan die van niet-kenniswerkers, ze zijn flexibeler en ze zorgen voor de creatieve en innovatieve ideeën en nieuwe oplossingen. Deze groep is essentieel voor een vitale economie en samenleving. Ervaring uit het bedrijfsleven leert echter dat werkgevers grote moeite hebben met het vinden van de kenniswerker met de juiste vaardigheden. Onlangs hebben we in ons AWT-advies Kiezen voor kenniswerkers laten zien dat slechts een kleine 13% van de werknemers zichzelf tot kenniswerker rekent.

Het verkrijgen van meer kenniswerkers lukt alleen als er meer komt voor innovatieve vaardigheden in het onderwijs en op de werkvloer. Maar wat zijn innovatieve vaardigheden precies? Hier is op dit moment nog weinig inzicht in. Laat staan dat dit per sector of per (gespecialiseerde) regio bekend is. Vast staat dat (technische) vakkennis niet volstaat. Ook, of juist, het bezitten van vaardigheden zoals innovatief vermogen, ondernemerschap, kritisch en analytisch denken, creativiteit, beslis- en samenwerkingsvaardigheden maken de (toekomstige) kenniswerkers zo interessant. De overheid zal daarom in navolging van het Techniekpact moeten komen met een Vaardighedenpact waarin samen met het bedrijfsleven en het onderwijsveld in kaart wordt gebracht wat de benodigde vaardigheden per sector en/of per regio zijn. Dit moet leiden tot meer begrip en overeenstemming over welke vaardigheden wanneer en waar – in het onderwijs of op de werkplek – bijgebracht moeten worden.

Maar het onderwijsveld en het bedrijfsleven kunnen nu alvast slagen maken in het streven naar meer kenniswerkers. Maak kenniswerkersvaardigheden onderdeel van onderwijsprogramma’s. Daarbij is meer aandacht voor een combinatie van vaardigheden uit de alfa-, bèta- en gamma-richtingen van belang. Betrek daarbij ook het middelbaar onderwijs, hier komen eveneens potentiële kenniswerkers vandaan. Werkgevers kunnen meer inzetten op ‘learning on the job’ door het stimuleren van uitwisseling bijvoorbeeld via sabbiticals of stages of door meer ruimte te bieden voor intrapreneurship.

De techniek zal voortschrijden. Maar aan getalenteerd goed opgeleid personeel met een goede set vaardigheden zal altijd vraag blijven. Het wordt dus tijd te kiezen voor kenniswerkers.