Wie bepaalt de nationale wetenschapsagenda?

Columns

In het interview met de Volkskrant (30 augustus 2014) deed bestuursvoorzitter Louise Fresco van Wageningen Universiteit een oproep aan wetenschappers meer oog te hebben voor het maatschappelijk gevoel.

In een reactie hierop verzuchtte een paar dagen later in diezelfde krant professor René S. Kahn (psychiatrie, UMC) : ‘nu moet ook de wetenschap maatschappelijk relevant zijn.’ En hij stelt de vraag: ‘maar wie weet wat dat is?’ De samenleving weet niet wat ze wil, de overheid en het bedrijfsleven kunnen het niet invullen en de wetenschapper hoeft daar niet over na te denken, zo stelde Kahn.

Zo’n houding voorspelt weinig goeds voor de te ontwikkelen nationale wetenschapsagenda, die op Prinsjesdag door het kabinet is aangekondigd en die samen met kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties moet worden opgesteld. Weer was daar het beeld van de wetenschapper in zijn ivoren toren die samen met zijn peers zijn kunstje moet kunnen doen.

Waarom mag je van de wetenschapper niet verlangen – zeker gezien het feit dat het onderzoeksgeld uit de publieke middelen komt – om zelf na te denken en zelf te formuleren waarom hij het onderzoek doet dat hij doet? Of om zelf een eerste analyse te geven waar de maatschappelijke en/of economische relevantie zou kunnen liggen. Anders kan het zo lopen als met de MP3. De onderzoekers van Fraunhofer deden de ontdekking, maar beseften te weinig wat voor goud ze in handen ze hadden. Het zijn de Amerikanen geweest die er commercieel mee aan de haal zijn gegaan.

Het bedrijfsleven heeft misschien een wat beperkte blik, namelijk winst maken. Maar tegelijk hebben bedrijven goed oog voor welke trends op termijn effect kunnen hebben en wat de mensen belangrijk vinden. Unilever, bijvoorbeeld, heeft een Sustainable Agenda opgesteld om een nieuwe en hopelijk met goud plaveide weg in te slaan voor het bedrijf. Is die agenda, de analyse en oplossingen bij voorbaat irrelevant of verdacht?

De overheid ontkomt niet aan de snel veranderde verwachtingen van de politiek en kan makkelijk verzanden in processen. Drijfveer moet bij uitstek zijn het maatschappelijk belang en het signaleren en oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Maar belangrijker is dat de overheid via tal van beleidsinstrumenten (subsidies, kredieten, belastingfaciliteiten, regelgeving, marktcreatie etc.) hier een belangrijke bijdrage en sturing aan kan geven.

Het moge duidelijk zijn dat, mocht zo’n nationale wetenschapsagenda ontwikkeld gaan worden dat er voor argusogen en hokjesdenken geen ruimte is. Vanaf het begin moet zo’n agenda het product zijn van een constructieve discussie tussen alle stakeholders: wetenschap, overheid, het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de samenleving.

Centraal moet staan een gezamenlijke agenda waaraan alle belanghebbenden zich kunnen committeren. Alleen dan ben je verzekerd van nieuwe en creatieve inzichten, voldoende ondersteund door geld, infrastructuur en draagvlak. Alleen dan heb je impact, niet alleen wetenschappelijk, maar ook economisch en maatschappelijk.